1. Er ist nicht begehrlich, aber er will alles haben.
Holl.: Hij is niet gierig, maar hij heeft gaarne alles. (Harrebomée, I, 43.)
2. Zu begehrlich, bleibt nicht ehrlich.
Holl.: Al te begeerlijk maakt oneerlijk. (Harrebomée, I, 43.)
Adelung-1793: Begehrlich