1. Was schlapp ist, mach' ich steif, sagte der Wurstmacher.
Holl.: Ik maak slappe dingen stijf, zei Trui, en zij maakt beulingen. (Harrebomée, I, 136.)
*2. Se is so slapp as 'n Ribbelappen. – Eichwald, 1585.
Holl.: Het is zoo slap als een vaatdoek. (Harrebomée, II, 355a.)