Diebshand

1. Diebshände bleiben überall hängen.

Holl.: De handen van den dief zijn als gebraden hoenderpooten; zij haken aan alles, wat zij aanraken. (Harrebomée, I, 129.)


*2. Er hat Diebshände.

Holl.: Hij heeft pooten als een dief. (Harrebomée, I, 130.)


Quelle:
Karl Friedrich Wilhelm Wander (Hrsg.): Deutsches Sprichwörter-Lexikon, Band 5. Leipzig 1880.
Lizenz:
Kategorien:
Ähnliche Einträge in anderen Lexika