1. Er findet immer eine Ausflucht.
Holl.: Het is eene blaauwe uitvlugt. – Hij betaalt met kale uitvlugten. Hij zoekt altijd uitvlugten. (Harrebomée, II, 352.)
Lat.: Reperire rimam. (Plautus.) – Via cum adsit, semitam quaeris.
2. Et is sin eerste Utflugt.
3. Ausflüchte gelten wol auf Erden, aber nicht im Himmel. – Altmann VI, 407.