Nur keine Uebereilung, sagte Michel, und er warb in Gedanken um seines Nachbars Tochter, bis sie das zweite mal Witwe geworden war.
Holl.: Na riip beraad, zei Joost, en hij wachtte zoo lang om zijns buurmans dochter vragen, tot een ander ze hem voor den neus weghaalde. (Harrebomée, I, 47b.)
2. Uebereilung thut selten gut.